Op 12 augustus 2007 wordt te Trento (Italië) de tweede versie van de cyclosportieve Granfondo Charly Gaul georganiseerd. Een bergachtig rondje van 125 kilometer dat eindigt met de 16 kilometer lange Salita Charly Gaul, zoals de slotklim naar de Monte Bondone sinds vorig jaar officieel wordt aangeduid. Het is een eerbewijs aan de bovenmenselijke prestatie van Charly tijdens de 18e etappe Merano – Trento/Bondone (242 km) in de Giro d’Italia van 1956. Dankzij een warm bad en een banaan.
De ‘Engel der Bergen’ dook die vrijdag de 8e juni als eerste op aan de meet op de Monte Bondone uit de mist en de sneeuw, met bijna 8 minuten voorsprong op nummer twee en na een door het uiterst barre weer memorabele wielerdag. Hij behaalde zo niet alleen de dagzege maar trok tevens de overwinning van de Giro van dat jaar naar zich toe. De mythische gebeurtenissen van die dag worden beschreven in het boekje L’apocalisse sul Bondone van Paolo Facchinetti (Limina Edizioni, Arezzo, 2006). Krantenverslagen van toen en de getuigenissen 50 jaar na dato (!) van 31 nog in leven zijnde renners vormen de basis voor het meeslepende verhaal over een apocalyptische etappe.
Charly Gaul was kopman van de Zwitsers-Luxemburgse Faema-ploeg onder leiding van ploegleider Learco Guerra. Hij had dan wel twee etappes gewonnen, een rit in lijn en een ultrakort klimtijdritje van nog geen 2,5 kilometer, maar na de 17e etappe over de Stelvio stond Charly 24e op een onoverbrugbaar lijkende 16’05” van klassementsleider Fornara. Nee, dan stond onze eigen Woutje Wagtmans er beter voor: 7e op 3’36”. Maar gelukkig, voor de volgende dag gaven de weerstations zwaar weer af, zelfs goed voor een weeralarm! Dat vond Charly wel een mooi vooruitzicht. Vanuit Groenland had een immens koufront koersgezet in zuidoostelijke richting. Het zou ook in Noord Italië regen, sneeuw, donder en bliksem brengen. Voor de organisatie waren de weersvoorspellingen geen aanleiding tot maatregelen. De dag ervoor waren de renners immers tussen hoge sneeuwmuren maar zonder probleem over de ruim 2700 meter hoge Passo di Stelvio getrokken; vandaag lag het hoogste punt op 1900 meter, dat zou dus wel meevallen…
‘s Ochtends was Charly de enige die met een glimlach op zijn gezicht naar de hemel keek, de rest gruwde van het zicht op de donkere wolken waar het al aardig donderde. Om 9 uur klonk het startschot. Op de Costalunga, de eerste klim van de dag, kregen de coureurs al te maken met hevige stortregens. Al snel meldden zich de eerste uitvallers van de dag; op het einde van de etappe zouden dat er 44 zijn (de helft van het peloton), waaronder acht renners inclusief de klassementsleider uit de top-15. Bij 5 graden onder het vriespunt werd de top gepasseerd met vooraan de meeste favorieten met hun sterkste knechten. Het was zo koud dat de renners in hun broek piesten om een beetje warm te blijven, zo bekennen nu nog levenden onder hen; de begeleiding had moeite om voldoende eten en warme drank aan te voeren. In vroeg stadium moesten ambulances al menig gevallen of door de koude bevangen coureur afvoeren naar het ziekenhuis.
Na de eerst bevoorrading begon de klim naar de Passo Rolle op 1900 meter, hoogste punt van de dag. Het was hier dat Charly zijn aanval inzette, ondanks de barre omstandigheden nog altijd in korte mouwtjes en met blote benen. En danseuse kwam Charly boven om met een kleine voorsprong de afdaling in te gaan, een nog zwaardere calvarietocht dan de klim al was. De renners konden zich vanwege mist en sneeuw slechts oriënteren op de rotswand rechts van de weg. Velen voltooiden de afdaling te voet, met de fiets aan de hand. Wie onderweg een van de schaarse boerenhuizen binnen ging kon meestal de genietingen van een warme kachel, hete koffie en warme kleren niet weerstaan… en hield de koers voor gezien. Sommigen van hen, waaronder die andere klimmer, de ‘Adelaar van Toledo’ Federico Bahamontes, bleven tot laat die avond spoorloos voor organisatie en journaille.
In de afdaling van de Passo Rolle kwamen verscheidene coureurs terug tot bij Charly die verkoos uiterst voorzichtig naar beneden te gaan. Bruno Monti van de Atala-ploeg leek nu van de anderen weg te rijden. Maar op de voorlaatste klim (de Brocon) raakte hij in crisis; brave Bruno werd het slachtoffer van een droom die groter was dan hijzelf. In de klim remonteerde Charly al zijn concurrenten.
In het dal op weg naar Trento hoopte iedereen dat de renners zich wat zouden kunnen herstellen van de ontberingen tot dan toe. Ijzige winden maakten echter dat het natte asfalt bevroor; de temperatuur lag tien graden onder nul. Elke kilometer leverde wel een nieuwe tragedie op van opgevende favorieten, zoals Defilippis en Nencini; zij waren de weg volledig kwijt ondanks pogingen van hun ploegleiders ze op de been te houden met sterke drank, wijn en hete koffie. De onderlinge afstanden van de overblijvers werden intussen alsmaar groter. Rond 20 kilometer voor Trento merkte zijn ploegleider Guerra dat ook Charly nu toch vermoeid en van de kou bevangen raakte. De etappe had hij wel in zijn zak maar ook de eindzege in de Giro kwam binnen bereik. Dus doorrijden leek het parool. Niettemin nam Guerra een radicale en naar later bleek winnende beslissing. Hij reed Charly voorbij en gebood de uitbater van de eerste herberg die hij tegenkwam om een warmwaterbad klaar te maken; bovendien liet hij nieuwe kleding klaarleggen. Toen Charly aankwam werd hij in bad gelegd, 5 à 6 minuten slechts, maar lang genoeg om de jonge atleet nieuw leven in te blazen.
Met ruim 4 minuten voorsprong op de eerste achtervolger bereikte onze held na 226 kilometer even na 17 uur als eerste het reeds in het semi-duister gehulde Trento. Met de 16 kilometer lange slotklim naar de Bondone nog voor de boeg…. Halverwege de klim begon het weer te sneeuwen, eerst lichte vlokken maar dan steeds erger. Spoedig lag er een laag van zeker 5 centimer op de weg, de pijnbomen langs de kant bogen steeds verder door onder het gewicht van de sneeuw. Charly reed almaar langzamer, mede door de gevolgen van koude en honger. Guerra was echter door de voorraden heen. Charly’s benen verzwakten bij elke trap. Terwijl hij al dacht dat hij niet zou gaan slagen in zijn opdracht stak iemand uit het publiek hem een banaan toe. Heer als altijd bedankte Charly de milde gever en verslond de banaan met schil en al. ‘Die banaan heeft mij het leven teruggegeven’, zo herinnerde Charly zich later.
Joep van de Laar
(bron: L’apocalisse sul Bondone, Paolo Facchinetti, Limina Edizioni, Arezzo, 2006)