Mont Ventoux Challenge Dag 4: de Kale Berg
Bij het ontbijt, andermaal buiten, toch wat stillere koppies dan de dagen ervoor. De Ventoux is een serieuze berg. Hoewel we onderweg al veel meer dan serieuze bergen zijn tegengekomen, is dit toch het hele doel van de reis. En dat geeft spanning. Tijden worden ingeschat, ambities uitgesproken of juist angstvallig verborgen houden en de tegenstand wordt gewogen.
Ewold, Ello en ik zijn al wat dagen bezig met psychologische oorlogsvoering. We verstoppen ons op beklimmingen, of geven juist vol gas waarna tijden, wattages en alle andere denkbare data op Strava in voor of nadeel worden uitgelegd. Het is een leuk spel.
Ewold vertelt me bij het ontbijt dat de bookmakers me op een 2e plaats hebben ingeschat. Dat voert de druk aardig op, dus is slim bekeken van hem. Wow, redelijk voorin de groep finishen acht ik wel haalbaar, maar 2e! Voor mezelf verzin ik een rijtje doelstellingen: 1. onder mijn PR van 1:32:17 2. onder de 1:30u 3. top 5 finishen 4. top 3 finishen.
De dag voor de Mont Ventoux heb ik me keurig gedragen. Met Richard, Mark en Jack op z’n elfendertigst naar Vaison-la-Romaine gefietst, kopje koffie gedronken, terug naar Carpentras, geluncht en daarna met de beentjes omhoog in ons hotel iets ten zuiden van Carpentras. Daar ligt het dus niet aan.
Onzekerheid
Ik ben onzeker over een paar factoren. Eigenlijk maar twee. Punt één het weer. Twee jaar geleden stond er erg veel wind, maar die blies op het kale stuk bovenin flink in de rug. De verwachting is daar nu wind tegen. Niet al te veel, wel met windstoten tot windkracht 4. Dat kan de pret potentieel een beetje bederven.
De tweede onzekerheid is de start. Bij Gaul! is de neiging om meteen vol uit de startblokken te gaan en schofterig hard te rijden. Dat vind ik als homo asthmaticus doorgaans geen genoegen. Ik, vooral mijn longen, moeten eerst even opwarmen. Een snelle start helpt met een snelle totaaltijd maar ik kan me er ook op opblazen.
Gespannen check ik alles, check ik alles nog een keer en tel de tijd tot de start af. Ik voel me lui en niet per se top, maar weet door ervaring dat dit bepaald geen ongunstig teken is. De leeuw slaapt en laadt zich op voor de jacht. Om er maar een pretentieuze metafoor in te gooien. Slapie Richard heeft hetzelfde.
Start
Eindelijk rollen we weg voor een ontspannen 20 kilometer infietsen naar Bédoin, wielrenbedevaartsoord en poort naar de berg der bergen. We verzamelen op de parkeerplaats waar de traditionele Gaul! Mont Ventoux Challenge start is. Voor de Strava fetisjisten, waar ik er een van ben, rijden we de 200 meter terug naar het dorp om het officiële Strava segment van de Ventoux –daar blijken pak ‘m beet 30 varianten van te zijn- helemaal mee te pakken. Bij het passeren van eerder genoemde parkeerplaats is de officiële start. Antje drukt de stopwatch in en los gaan de honden.
Ik posteer me voorin en blijf lekker in een wiel hangen. Jorrit vliegt meteen ambitieus naar de kop en trekt het tempo er goed in. Gelukkig kan ik dat goed volgen. Ello neemt over, dan Ewold, maar het zijn geen van allen de allesverzengende tempoversnellingen waar ik bang voor ben. Dan komt Jeroen en die trekt bij de eerste serieus stijgende meters hard door. Ik hou zijn wiel even, maar besluit dat even snel weer los te laten. Dit is zo’n potentieel opblaasmomentje. Ewold probeert er nog even naar toe te springen maar laat dat snel weer gaan. Ik kom op kop en trek het tempo goed door. Ewold komt er op een gegeven moment weer overheen, samen met nog iemand. Dan verschakelt Ewold zich, slaakt een vloek en slingert over de weg. Eromheen en dan door.
Ik kom terwijl de stijging nu met een procent of vijf serieuzer wordt op kop en trek aardig door. Even de boel een beetje schiften. De ziedende start waar ik bang voor was, blijkt in mijn voordeel te werken. Dat wordt bevestigd als ik even achterom kijk en Ello’s gezicht op afzien zie staan. Alleen Jeroen rijdt alleen vooruit, maar die is een klasse apart.
Het Bos
We komen aan de bocht bij St Esteve waar Het Bos der Bossen begint. Dat van de Ventoux. Een bos waar de weg 9 kilometer lang tussen de 8 en 12% zonder zweem genade omhoog slingert. Ik rij daar weer aan kop. Ik kijk een fractie van een seconde om en zie nog een Gaulist of zes, zeven in mijn wiel hangen.
Het lijf voelt goed, mijn vermogensmeter geeft pittige waarden aan. Eigenlijk té pittige waarden, ik ben voor mijn verstand te hard aan het trappen, maar ik besluit op mijn gevoel te vertrouwen. Use the Force Flo! Ik geef wat extra gas en drijf mijn wattage op naar 340/350 (voor de kenners). Dat doet pijn, maar ik weet dat het achter me nog meer pijn doet. Kijken of we het uit kunnen dunnen en de tegenstand in een vroeg stadium een mentaal tikkie kunnen geven.
Ronnie en Bart blijven bij me, de rest hangt aan een elastiek dat langer wordt. Mijn bewustzijn vernauwt zich, ik zet iedere vorm van denken uit. Alleen maar draaien, draaien, draaien, vermogen leveren. Het doet aan alle kanten pijn, maar de pijn wordt omgezet in snelheid en voelt dus goed.
Ik kom even uit mijn cocon, kijk om en zie dat Ronnie en Bart ook op een gaatje zijn komen te zitten. Voor me zie ik Jeroen nog. Zit ik nog zo dicht bij hem? Doet hij rustig aan? Ben ik zo goed? Of ben ik mezelf aan het opblazen?
Voor zover er nog sprake is van een proces dat je rationeel zou kunnen noemen, besluit ik nog steeds te vertrouwen op mijn gevoel, dat nog goed is. Het voelt alsof dit een inspanningsniveau is dat ik anderhalf uur kan volhouden.
Ik passeer fietsers. Wat heet, ik stuif ze voorbij. Een citaat Peter Winnen schiet door mijn gedachten: “Als pinguins op de pool laat ik ze staan.” Ik duik weer in mijn cocon, de wereld om me heen bestaat niet. Alleen maar de pijn in benen, longen, het gebonk van mijn hart, mijn eigen gehijg. Maar de snelheid die ik daarmee produceer geeft me moraal. Soms ook twijfel. Een duizeligheid in het hoofd, even niet de kracht kunnen leveren die ik wil, zijn dat tekenen van verslapping of een naderend instorten?
De kilometers stromen voorbij, ik ben niet bezig met waar ik ben, hoe ver het is en wat de gemiddelde stijging tot de top zou moeten zijn. Alleen maar één doel: zo veel mogelijk kracht blijven leveren, mezelf duwen tot het maximale.
Achtervolging
Voordat ik er erg in heb vlakt de weg af. Dat betekent dat we vlakbij Chalet Reynard zijn. Het einde van het beruchte, nietsontziende bos. Ik kijk weer achterom en zie naast Bart ook Jorrit dichterbij komen. Het zal toch niet! Ik ben nu in een stadium waarin ik mijn tweede plaats toch eigenlijk wel niet eens meer zo stiekem vast wil houden. Jorrits stijl ziet me er nog te fris uit.
Ik neem bocht volledig langs de binnenkant en probeer ook op deze wat minder steile stroken maximaal vermogen te leveren. Rammen! Rammen! Als ze dan dichterbij komen, dan ga ik het ze in ieder geval zo moeilijk mogelijk maken! Geen cadeautjes vandaag.
De wind hier op het kale stuk valt reuze mee. Ik zie heel even de top en duik dan weer mijn cocon in. Maar het is hier moeilijk om een ritme te vinden. De stijgingspercentages wisselen en het lukt me niet meer om met een hoge trapfrequentie veel vermogen te leveren. De naderende Bart en Jorrit maken me zenuwachtig. Ik kijk regelmatig om, maar ze lijken niet echt meer dichterbij te komen. Hun achterstand schat ik op een halve minuut. Als je erachter zit, lijkt dat wellicht onoverbrugbaar veel, maar als je achtervolgd wordt is het akelig weinig.
Ik bedenk me dat als ik op waarde geklopt word, dat dan prima is. Maar nu nog even niet. Ik blijf proberen alles te geven. Er staan weer de traditionele fotografen. Normaal trek ik mijn gezicht bij het passeren in een plooi, maar nu is het gewoon rammen, rammen, rammen. Ben erg benieuwd naar het resultaat.
De top
De kilometers gaan voorbij, ik zie een paaltje opdoemen en bedenk me dat dit kilometer twee van de top is. Het blijkt de laatste kilometer te zijn! Dan kan ik die halve minuut nog wel houden. En een snelle rekensom leert dat mijn eindtijd ook meer dan fatsoenlijk gaat zijn. Ik zie Bart nog wel naderbij komen, maar niet snel genoeg. Het monument van Tom Simpson mis ik volledig, alleen nog maar bezig met alles geven wat ik heb. Staan, zitten, sleuren. Alles doet pijn, maar gaan nu!
De bocht waar ik de laatste keer dat ik hier was bijna van de berg ben geblazen. Een verhaal dat met een litteken op mijn enkel in mijn lichaam is gegrift. Gaan, gaan, gaan! En dan de streep. Ik klok. Zie Jeroen, dan Antje, die me gemist heeft. Bart komt over de streep in 1:22. Dan heb ik 1:21:30 en de 2e plaats achter Jeroen. Ongelooflijk! Mijn eigen PR met 10 minuten verbeterd. Wat heet, verpulverd. Voor de 4e keer op rij. Dat doe ik overigens niet nog een keer.
Gaul! rules
Gaulisten komen over de streep, zo’n beetje allemaal in dikke persoonlijke records. Het aantal clubgenoten dat onder de 1:30 finisht -da’s een heel serieuze tijd- loopt bijna richting tien. Wat een club, collectief hebben we de tientallen andere fietsers op de berg als geparkeerd weggezet.
Schouderkloppen en high fives worden uitgewisseld. We rijden snel naar de auto, want het is bewolkt en fris boven. Bij het overeind komen voel ik 2 spieren op mijn kont enorm pijn doen. De aanhechtingen van de Gluteus Maximus wordt me verteld. Teken dat ik enorm diep ben gegaan. Zo voelt het ook, maar met wat voor resultaat!
Euforisch daal ik af. Wauw. Wat een berg. Wat een club. Wat een week!